Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [66]hun [67]rotssteen is niet gelijk onze [68]Rotssteen, [69]zelfs onze vijanden rechters zijnde. 66. Te weten, der vijanden. 67. Dat is, afgoden, op welken zij zich als op een rots verlaten. 68. Onze God, op welken wij ons verlaten als op een rots. 69. Of, laat onze vijanden zelfs rechters zijn; dat is, zij moeten het zelf bekennen, als bevindende door de ervarenheid dat hun afgoden gans geen macht hebben om te wreken of te straffen, gelijk de God Israels zijn macht aan zijn volk en de vijanden daarvan in het openbaar betoont, aan beiden zijn rechtvaardigheid bewijzende.